direct naar inhoud van 11.2 Functiebestemmingen
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

11.2 Functiebestemmingen

Hoofdbeleidskeuze per functie

De kenmerken en de kwaliteiten van een deelgebied en de wijze waarop deze deelgebieden nu al voor functies als landbouw en natuur worden gebruikt, bepalen de ontwikkelingen van de verschillende functies in het landelijke gebied binnen de bestemmingsplanperiode. Deze ontwikkelingen zijn mede afhankelijk van het beleid dat door het Rijk en de provincie wordt gevoerd. Binnen de kaders van het beleid van het Rijk en de provincie heeft de gemeente de ruimte eigen beleid te formuleren. De gemeente heeft dat in het kader van het Landschapsbeleidsplan reeds gedaan. In het navolgende wordt daarvan per functie een overzicht gegeven. Een en ander wordt gedetailleerd uitgewerkt in het vervolg van hoofdstuk 11.

Landbouw

De gevolgen van een verdergaande liberalisering van de wereldmarkt, impliceren een grote veranderingsopgave voor de Nederlandse landbouw. Al een aantal jaren is een proces gaande van terugloop van het aantal bedrijven en opschaling van de overblijvende bedrijven. Ook in de gemeente Noordenveld is dit proces herkenbaar. De gemeente Noordenveld biedt in bepaalde delen van het plangebied de ruimte om schaalvergroting te realiseren. In de Omgevingsvisie zijn belangrijke delen van het plangebied aangeduid met 'Landbouw'. De gemeente wil op alle plaatsen waar dit binnen de kaders van natuur, landschap en milieu tot de mogelijkheden behoort, ruimte bieden voor opschaling. Uitgangspunt is in ieder geval dat aan alle bedrijven in het plangebied reële uitbreidingsmogelijkheden worden geboden.

Kwekerijen

De laatste jaren is verspreid in de provincie een behoorlijk aantal (boom)kwekerijen opgericht. Veelal gaat de oprichting van een boomkwekerij gepaard met een ongewenste toename van de bebouwing van het landelijke gebied. Wanneer namelijk sprake is van een (op termijn) volwaardig bedrijf kan doorgaans een bedrijfswoning worden gebouwd. In het geval van een (boom)kwekerijbedrijf is bij een relatief bescheiden omvang (2 ha à 3 ha) reeds sprake van een volwaardig bedrijf, zodat in de praktijk bij een groot aantal van dergelijke bedrijven een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen verrijst. De gemeente vindt dit een ongewenste ontwikkeling en heeft daarom in het bestemmingsplan een regeling opgenomen, waarmee verstening en negatieve effecten op het landschap kunnen worden voorkomen. Nieuwvestiging van kwekerijen is om die reden alleen mogelijk op vrijkomende agrarische bedrijfslocaties.

Intensieve veehouderij

Op het gebied van de intensieve veehouderij wil de gemeente een terughoudend beleid voeren. Aan bestaande bedrijven wil de gemeente, in de gebieden waar dat binnen de kaders van landschap, natuur en cultuurhistorie mogelijk is, ontwikkelingsruimte bieden. Dit zal geschieden middels een afwijking van de bouwregels en onder voorwaarden.

Natuur

Delen van het plangebied vertegenwoordigen zeer hoge natuurwaarden (en genieten dan ook zware bescherming). Ook buiten de speciale beschermingszones komen echter hoge natuurwaarden voor, die bescherming behoeven en verdienen middels het bestemmingsplan. Op plaatsen waar dat, gelet op de natuurwaarden, is gewenst, krijgt de natuurfunctie het primaat boven andere aanwezige functies. In de zogenaamde verwevingsgebieden is de natuurfunctie gelijkwaardig aan andere functies, terwijl de gemeente in de primaire landbouwgebieden niet actief streeft naar een verhoging van de natuurwaarden. Uiteraard dient bij ontwikkelingen in de primaire landbouwgebieden wel rekening te worden gehouden met de essentiële ruimtelijke randvoorwaarden.

Recreatie

Het plangebied heeft veel te bieden, met name voor de 'stille genieter'. Het fraaie esdorpenlandschap, het veenweidegebied met haar vergezichten, de kronkelende waterlopen, de rust en de fraaie dorpen vormen kwaliteiten die in toenemende mate worden gewaardeerd. De verwachting kan dan ook worden uitgesproken dat het plangebied in de toekomst door meer recreanten zal worden 'ontdekt'.

Verblijfsrecreatie

De gemeente telt een relatief groot aantal verblijfsrecreatieterreinen. De laatste jaren is een tendens zichtbaar dat recreanten hogere eisen stellen aan de accommodatie. Hierbij kan niet alleen worden gedacht aan de voorzieningen op het betreffende terrein, maar ook aan de oppervlakte per verblijfsrecreatie-eenheid. De gemeente wil aan de bestaande recreatieondernemers de mogelijkheid bieden om (binnen de huidige grenzen van het bestaande recreatieterrein) te voldoen aan de veranderende wensen van de recreanten.

In het voorliggende bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor recreatiewoningterreinen. De exacte bestemmingsregeling is beschreven in paragraaf 11.2.3. Bestaande kampeerterreinen, met uitzondering van de camping Cnossen en met uitzondering van kleinschalig kamperen, zijn buiten het bestemmingsplan Buitengebied gelaten.

Kleinschalig kamperen

Het kleinschalig kamperen bij de boer en/of de burger mag zich de laatste jaren ook in een toenemende belangstelling verheugen. Voor agrariërs kan een kleinschalig kampeerterrein een bijdrage leveren aan de inkomsten van het bedrijf. Niet alleen boeren en toeristen hebben echter baat bij deze recreatieve ontwikkeling. Er is namelijk ook sprake van een positief effect op de middenstand in de dorpen van het platteland. Deze ontwikkelingen komen de algehele leefbaarheid ten goede. De gemeente biedt dan ook onder voorwaarden mogelijkheden.

Wonen

Vrijkomende agrarische bedrijven raken in toenemende mate in trek voor bewoning door burgers. Deze tendens is ook in de gemeente Noordenveld waarneembaar. De gemeente wil hiervoor de ruimte bieden. In het bestemmingsplan is de bestemming Wonen - Boerderij opgenomen, binnen deze bestemming wil de gemeente meer maatwerk bieden bij vrijkomende agrarische bebouwing. Veelal kan door functieverandering ten behoeve van het wonen een positieve bijdrage worden geleverd aan de instandhouding van het vaak cultuurhistorische waardevolle erfgoed en de leefbaarheid van het platteland.

Basis voor de regeling in het bestemmingsplan is de gemeentelijke 'Nota wonen in het buitengebied'.

Niet-agrarische bedrijvigheid

Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen kunnen een aantrekkelijke vestigingslocatie vormen voor kleine (startende) ondernemingen. Deze ontwikkeling heeft een aantal voordelen:

  • vestiging stimuleert de lokale economie;
  • vestiging levert een bijdrage aan het behoud van de leefbaarheid;
  • vestiging impliceert het behoud van een voormalig agrarisch pand.

De gemeente zal dan ook (zij het op beperkte schaal) ruimte bieden voor nieuwvestiging. Wel zal in het concrete geval een zorgvuldige afweging van alle in het geding zijnde belangen moeten worden gemaakt.

11.2.1 Landbouw

Ten behoeve van de in voorgaande paragrafen genoemde beleidsdoelen en ten behoeve van het behoud, herstel en ontwikkeling van de onderscheiden waarden, worden in het bestemmingsplan regels gegeven ten aanzien van het bouwen en het gebruik van de gronden en gebouwen. In het navolgende worden deze regels per functie beschreven en toegelicht.

A. Agrarische bedrijven

De bestemming

Bestaande agrarische bedrijven

Alle volwaardige agrarische bedrijven zijn in het bestemmingsplan opgenomen middels de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf. De gemeente heeft daarbij bewust gekozen voor concreet begrensde bestemmingsvlakken. Deze wijze van bestemmen wordt als passend beschouwd gelet op concrete landschappelijke en natuurlijke situatie in de directe omgeving van veel agrarische bedrijven.

Het gaat in alle gevallen om grondgebonden agrarische bedrijven, tenzij een van de volgende aanduidingen is toegevoegd:

  • bestaande tak intensieve veehouderij;
  • intensieve veehouderij.

In het eerste geval gaat het om in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijven met een bestaande ondergeschikte tak intensieve veehouderij. In het tweede geval gaat het om volledig intensieve bedrijven.

Binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf is per afzonderlijk bedrijf een bouwvlak aangegeven. Binnen dit bouwvlak dienen de gebouwen te worden gebouwd. Wat betreft de oppervlakte van de bouwvlakken is in het bestemmingsplan aangesloten bij de oppervlakte uit de bestemmingsplannen buitengebied Roden, Norg en Peize.

Bij recht is derhalve een oppervlakte toegestaan van ten hoogste1,5 ha. Zoals in paragraaf 9.8 is aangegeven, gelden voor de bouw van dierenverblijven aanvullende voorwaarden teneinde op een deugdelijke wijze af te stemmen op de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998.

Voor agrarische bedrijven die worden omsloten door de bestemming Agrarisch, bestaat de mogelijkheid om via een wijzigingsbevoegdheid het bebouwde oppervlak uit te breiden tot 2 ha. Voor agrarische bedrijven die worden omsloten door de bestemming Agrarisch met waarden is er de mogelijkheid om via een wijzigingsbevoegdheid het bebouwde oppervlak uit te breiden tot 2 ha. Verschil met de regeling voor bedrijven die liggen binnen de bestemming Agrarisch is dat het bestemmingsvlak en de hiermee de uitbreidingsrichting niet bij voorbaat ingetekend zijn. Aan de hand van een concreet bouwplan kan worden bekeken waar de uitbreiding plaats kan vinden. Mocht het zo zijn dat er meerdere initiatieven zijn voor zo'n uitbreiding, dan is de gemeente bereid deze wijzigingsverzoeken in één wijzigingsplan op te nemen, zodat er één procedure kan worden doorlopen.

Binnen de gemeente Noordenveld is op een aantal plaatsen ruimte aanwezig om over te gaan tot een nog verdere opschaling van grote bedrijven. Hierbij kan worden gedacht aan het gebied 'Robuuste landbouw' uit de Omgevingsvisie. De gemeente wil hiervoor de ruimte bieden, maar vraagt in voorkomende gevallen een gedegen afweging in de vorm van een planherziening. In het bestemmingsplan is hiertoe dan ook geen regeling opgenomen. 

Nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven

De provincie staat binnen de zone 'Landbouw' nieuwvestiging toe van grondgebonden agrarische bedrijven. Dit beleid is echter niet in het bestemmingsplan vertaald; een algemene nieuwvesigingsregel doet in de ogen van de gemeente te weinig recht aan de wens tot het leveren van maatwerk. In voorkomende gevallen zal dan ook een zelfstandige procedure worden doorlopen.

Nieuwe intensieve bedrijven

Nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven is in het plangebied niet mogelijk.

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing

In relatie met het proces van terugloop van het aantal agrarische bedrijven en ten behoeve van het behoud van cultuurhistorische waarden, is het denkbaar dat voor nog meer agrarische bedrijfsgebouwen alternatieve functies moeten worden gevonden. Vandaar dat de functies voor alle agrarische bedrijven via een wijzigingsbevoegdheid worden gewijzigd in de volgende functies:

  • wonen (maximaal één wooneenheid per agrarisch bedrijf), voor zover dit beperkt blijft tot het hoofdgebouw; na wijziging zijn de regels van de bestemming Wonen - Boerderij van toepassing;
  • sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies in combinatie met wonen;
  • niet-agrarische bedrijven, voor zover genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijven, categorie 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven. Bedrijven dienen in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.

De genoemde functies zijn, met gebruikmaking van een nieuwe wijzigingsprocedure, onderling uitwisselbaar.

Aan deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden waarmee negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld landschap en omwonenden (waaronder ook bestaande agrarische bedrijven) wordt voorkomen.

Hobbymatig agrarisch gebruik

Het agrarisch beheer van het landelijk gebied vindt in toenemende mate mede plaats door 'hobbyboeren'. Deze ontwikkeling biedt kans voor het noodzakelijke beheer van het landelijk gebied. Juist het ontbreken van de noodzaak tot het verwerken van inkomen geeft hobbyboeren de mogelijkheid (een deel van) hun gronden extensief te beheren en daarmee bij te dragen aan natuur en landschap. De duurzaamheid van hobbyboermatige activiteiten is echter geringer dan de duurzaamheid van bedrijfsmatige activiteiten, maar is in geval van bijvoorbeeld vrijkomende agrarsiche bebouwing te prefereren boven veel andere vormen van gebruik. Om die reden kan het stimuleren (en mogelijk maken) van hobbymatige landbouw wenselijk zijn. Hobbyboeren mogen echter niet als volwaardige agrarische bedrijven worden behandeld.

Een hobbyboer kenmerkt zich door:

  • een bedrijfsmatige omvang van minder dan € 25.000 standaard opbrengst (SO);
  • nauwelijks of geen marktoriëntatie;
  • een niet verzekerde continuïteit op grond van productiemiddelen;
  • gebruik perceel en bebouwing in overwegende mate op woondoeleinden gericht.

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van het bedrijfsmatig of hobbymatig houden van dieren, zal door de eigenaar desgevraagd moeten worden beschreven wat de gebruiksdoelen van de dieren zijn.

Er mag geen sprake zijn van een volwaardige arbeidskracht die in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van het Planologisch kader voor het hobbymatig houden van dieren.

Het bouwen

Agrarische bedrijfsgebouwen

Het bouwen ten behoeve van een bestaand (grondgebonden) agrarisch bedrijf is gebonden aan het bouwvlak van 1,5 ha (of kleiner daar waar de fysieke situatie het niet toelaat). Binnen het bouwvlak mogen bedrijfsgebouwen (en één bedrijfswoning, zie het navolgende) ten behoeve van het betreffende (grondgebonden) agrarische bedrijf worden gerealiseerd. De bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • bouwhoogte: maximaal 12 m, via afwijking maximaal 14 m;
  • goothoogte: maximaal 4,5 m;
  • dakhelling: tussen 20° en 60°.

In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die inhoudt dat uitbreiding van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen eerst is toegestaan indien voldaan is aan de uitgangspunten, zoals verwoord in het landschapsbeleidsplan. De reden hiervoor is dat een landschappelijk verantwoorde inpassing gewaarborgd moet zijn.

Middels het stellen van nadere eisen kan de gemeente voorwaarden stellen aan de plaats van de bebouwing.

Middels een afwijking van de bouwregels is het mogelijk de maximale goothoogte voor bedrijfsgebouwen te verhogen tot 5,5 m om de toegankelijkheid met grote landbouwmachines te vergroten.

Bedrijfswoningen

Bij alle (grondgebonden) agrarische bedrijven is bij recht één bedrijfswoning mogelijk, dan wel het bestaande aantal indien dat meer bedraagt.

De gemeente voert een terughoudend beleid ten aanzien van tweede bedrijfswoningen. Voor die bedrijven die kunnen aantonen een tweede bedrijfswoning nodig te hebben, is in het bestemmingsplan echter een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden:

  • de noodzaak van de tweede bedrijfswoning moet vanuit het aspect toezicht worden gemotiveerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met middelen die toezicht op afstand mogelijk maken;
  • de omvang van het bedrijf dient zodanig te zijn dat sprake is van een volwaardig, duurzaam tweepersoonsbedrijf;
  • de tweede bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak bij de bedrijfsbebouwing en bij de bestaande eerste bedrijfswoning te worden gesitueerd.

Wat betreft de bouwregels voor bedrijfswoningen dient te worden aangesloten bij het bepaalde ten aanzien van woningen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd tot een hoogte van 12 m. Buiten het bouwvlak is de hoogte beperkt tot 3 m, waarbij geldt dat afscheidingen - in de vorm van open omheiningen - niet hoger mogen zijn dan 1,5 m. Voor sleufsilo's en mestbassins buiten het bouwvlak geldt een aparte regeling (zie het volgende).

Sleuf-, mest- en torensilo's

In het volgende wordt achtereenvolgens ingegaan op sleufsilo's, mestbassins en en torensilo's.

Algemeen

In het algemeen geldt dat de omvang van silo's dient te worden beperkt tot voor het landschapsbeeld aanvaardbare proporties, zonder dat daarmee de doelmatigheid van de bouwwerken wordt beperkt. Bij voorkeur dienen deze opslagruimten te worden gebouwd op of in de onmiddellijke nabijheid van de andere agrarische bebouwing. Slechts bij uitzondering is middels een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid de bouw van sleuf- en mestsilo's buiten het bouwvlak of in het veld toelaatbaar. Afwijking van de bouwregels of wijziging van het bestemmingsplan is uitsluitend aan de orde indien:

  • binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte aanwezig is en verandering van de omvang en/of de vorm van het bouwvlak niet tot de mogelijkheden behoort;
  • bedrijfseconomische overwegingen voor plaatsing buiten het bouwvlak aanwezig zijn (afstand tot de veldkavel);
  • milieuhygiënische knelpunten, dan wel planologische redenen een belemmering opleveren voor de bouw van sleuf- en/of mestsilo's binnen het bouwvlak;
  • de kwaliteit van natuur en landschap niet onevenredig wordt aangetast, met dien verstande dat een besluit tot wijziging niet wordt genomen, indien dit leidt tot een onevenredige aantasting van de essentiële ruimtelijke randvoorwaarden (zoals opgesomd in doeleindenomschrijving van het desbetreffende artikel);
  • de hoogte en de inhoud van sleufsilo's niet meer bedraagt dan respectievelijk 3 m en 2.500 m³;
  • de hoogte en de inhoud van mestsilo's niet meer bedraagt dan respectievelijk 6 m (inclusief afdekking) en 2.500 m³.

Sleufsilo's

Sleufsilo's binnen het bouwvlak

Veel agrariërs kiezen ervoor kuilvoer op te slaan in zogenaamde sleufsilo's. Binnen het bouwvlak bestaan geen bezwaren tegen het oprichten van dergelijke silo's. De hoogte overstijgt doorgaans de 3 m niet.

Sleufsilo's buiten het bouwvlak

Vanwege ruimtegebrek kan het nodig zijn buiten het bouwvlak voer op te slaan in sleufsilo's. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen:

  • sleufsilo's buiten het bouwvlak, maar binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • sleufsilo's buiten het bouwvlak, buiten de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf.

Wat betreft de eerste situatie geldt dat dit in alle gevallen plaatsvindt middels een omgevingsvergunning (voorheen binnenplanse ontheffing).

Wat betreft de tweede situatie, het bouwen 'in het veld', het volgende. Binnen de bestemming Agrarisch wil de gemeente zo weinig mogelijk belemmeringen opwerpen voor schaalvergroting in de landbouw. Binnen deze bestemming is het oprichten van sleufsilo's dan ook mogelijk middels een afwijking van de bouwregels.

Binnen de bestemming Agrarisch met waarden is het oprichten van sleufsilo's gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid.

Aan deze bevoegdheden zijn de voorwaarden gekoppeld, zoals opgesomd onder het kopje 'algemeen' (zie hiervoor). In een aantal gebieden is het, bijvoorbeeld vanwege de kenmerkende openheid of de aanwezigheid van essen niet gewenst dat buiten de 'Agrarisch - agrarisch bedrijf' sleufsilo's worden opgericht. In de regels is dat vertaald.

Mestsilo's

Voor de langdurige opslag van (dunne) mest heeft een agrariër een aantal mogelijkheden waaronder mestsilo's en foliebassins. Mestsilo's worden hierna besproken, foliebassins onder het kopje 'het gebruik van de gronden'.

Mestsilo's binnen het bouwvlak

Tegen het oprichten van mestsilo's binnen het bouwvlak bestaan geen bezwaren.

Mestsilo's buiten het bouwperceel

Vanwege ruimtegebrek kan het nodig zijn buiten het bouwperceel mest op te slaan in silo's. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen:

  • mestsilo's buiten het bouwvlak, maar binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • mestsilo's buiten het bouwvlak, buiten de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf.

Wat betreft de eerste situatie geldt dat dit in alle gevallen plaatsvindt middels een omgevingsvergunning (voorheen binnenplanse ontheffing).

Wat betreft de tweede situatie, het bouwen 'in het veld', het volgende.

De regeling is gebaseerd op de sleufsiloregeling, maar is op een aantal punten strenger. Mestsilo's hebben namelijk een grotere impact op het landschapsbeeld dan sleufsilo's, zodat in de ogen van de gemeente een zwaarder afwegingsinstrument nodig is. Mestsilo's buiten het bouwperceel kunnen dan ook uitsluitend via een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd, uitsluitend in de primaire landbouwgebieden, de bestemming Agrarisch. Binnen de bestemming Agrarisch met waarden is het oprichten van mestsilo's in het geheel niet mogelijk.

Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn de voorwaarden gekoppeld, zoals opgesomd onder het kopje 'algemeen' (zie hiervoor). In een aantal gebieden is het, bijvoorbeeld vanwege de kenmerkende openheid, niet gewenst dat mestsilo's worden opgericht, dan wel dient eerst een nadere afweging te worden gemaakt. Wat betreft de hoogte geldt een maatvoering van 6 m (inclusief afdekking) en een inhoud van maximaal 2.500 m³.

Torensilo's

Aangezien torensilo's vallen onder bouwwerken, geen gebouwen zijnde kunnen binnen het bouwvlak torensilo's tot een hoogte van 12 m worden opgericht. Hiertegen behoeft in de ogen van de gemeente geen bezwaar te bestaan. Buiten het bouwvlak zal echter geen ruimte worden geboden voor het oprichten van torensilo's.

Schuilstallen

De noodzaak voor het bouwen van schuilstallen in het open veld neemt steeds verder af. Desondanks kan er in bepaalde gevallen behoefte zijn aan het oprichten van schuilstallen. In het bestemmingsplan is hiervoor in de Algemene afwijkingsregels dan ook een regeling opgenomen. De maximale oppervlakte van een schuilstal mag 30 m² bedragen.

Het gebruik van gebouwen

Intensieve veehouderij

Algemeen

De bedrijfsgebouwen van alle agrarische bedrijven mogen worden gebruikt ten behoeve van grondgebonden activiteiten. Afhankelijk van het gebied waarbinnen het bedrijf is gelegen, bestaan daarnaast meer of minder mogelijkheden voor het gebruik van de gebouwen voor niet-grondgebonden activiteiten. De gemeente stemt daarbij in hoofdzaak af op de provinciale Omgevingsvisie. De provincie zet namelijk in op een duurzaam veilig producerende land- en tuinbouw met een goed economisch perspectief. Afhankelijk van de zonering van het landelijk gebied gelden hierop nuanceringen.

De gemeente kan zich vinden in dit beleidsuitgangspunt. Zij is met de provincie van mening dat in het landelijk gebied, waar mogelijk, ruimte moet worden geboden voor een gezonde land- en tuinbouw met een gezond (economisch) perspectief. Binnen de algemene provinciale kaders heeft de gemeente de bevoegdheid nadere inhoud te geven aan de regeling voor de intensieve veehouderij. De regeling, zoals die is opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen Buitengebied, bevalt de gemeente goed. Daarom is besloten de vigerende regeling op het gebied van de intensieve veehouderij over te nemen in het voorliggende bestemmingsplan. Deze regeling ziet er als volgt uit.

Onderscheid typen bedrijven

In het voorliggende bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen grondgebonden bedrijven met en zonder een intensieve veehouderijtak. Dit onderscheid is noodzakelijk, omdat zowel provincie als gemeente beleidsmatig eveneens een onderscheid maken tussen beide typen bedrijven.

Oppervlakte intensieve veehouderij

Als basis geldt dat bij recht uitsluitend de bestaande oppervlakte mag worden gebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij.

Middels een afwijking van de regels kan bij grondgebonden bedrijven met een bestaande tak van intensieve veehouderij deze oppervlakte verder worden vergroot. Er dient echter sprake te blijven van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Dit kan worden bepaald aan de hand van de landbouwtellingen en nge-gegevens (Nederlandse Grootte Eenheden).

Ook de uitbreiding van bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven is mogelijk, mits er wordt gebouwd binnen het als zodanig aangegeven bouwvlak.

Relatie met Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In het bestemmingsplan zijn afwijkingsregels opgenomen waarmee kan worden voldaan aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Relatie met milieu- en natuurwetgeving

De provincie Drenthe voorziet dat een te sterke groei van de intensieve veehouderij de milieuruimte voor de landbouw in zijn totaliteit onder druk zet. Om deze reden wil de provincie de niet-grondgebonden landbouw beperkt laten groeien. Het betreft de hokdierbedrijven (CBS/LEI) met varkens, pluimvee, vleeskalveren of pelsdieren.

Nieuwe vestigingen en de omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven sluit de provincie uit. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen en een neventak intensieve veehouderij bij bestaande grondgebonden bedrijven staat de provincie wel toe, voor zover de milieu- en natuurwetgeving dat toelaat. Dit uitgangspunt is niet nader vertaald in de regels. Het opnemen van dubbele regelingen wordt namelijk niet als wenselijk ervaren. De milieu- en natuurwetgeving volgt immers haar eigen spoor, los van het bestemmingsplan. Wet- en regelgeving op het gebied van milieu en natuur wordt derhalve toegepast ook zonder dat dit expliciet in de regels is vertaald. Zo kan het gebeuren dat mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, op grond van de milieu- en natuurwetgeving, toch niet mogelijk blijken.

Mestvergisting

Hoewel het thema mestvergisting zich in vele varianten voordoet en nog steeds volop in ontwikkeling is, is de gemeente Noordenveld van mening hiervoor in het bestemmingsplan ruimte te moeten bieden. Mestvergistingsinstallaties zijn in te delen in vier categorieën.

  • A. Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt in hoofdzaak op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
  • B. Het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt, dan wel naar derden afgevoerd.
  • C. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt in hoofdzaak op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
  • D. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest van derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt als meststof afgeleverd aan derden.

In de situaties A, B en C kan sprake zijn van de aanvoer van mest en de afvoer van het digestaat. De gemeente kan en wil deze typen mestvergistingsinstallaties niet op voorhand uitsluiten, maar wel onderwerp van toetsing maken. Het is namelijk van belang na te gaan of de toename van het aantal transportbewegingen vanuit verkeers- en verkeersveiligheidsaspecten acceptabel is. Situaties A, B en C zijn dan ook via afwijking van de gebruiksregels (type A), dan wel via een wijzigingsbevoegdheid (type B en C) mogelijk, waaraan, naast onder andere landschappelijke, milieutechnische, archeologische en bedrijfseconomische voorwaarden, ook de volgende voorwaarden zijn verbonden:

  • de relatie van de mestvergistingsinstallatie met het eigen bedrijf;
  • de effecten op het wegennetwerk en de verkeersveiligheid (conform de criteria die voor indirecte hinder gelden in het kader van de Wet milieubeheer);
  • de omvang van de vergistinginstallaties: installaties met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag merkt de gemeente aan als industrieel en zijn niet toegestaan;
  • de landschappelijke inpassing van de mestvergistingsinstallatie.

In situatie D is geen sprake (meer) van een bedrijfseigen agrarische activiteit. Situatie D is dan ook uitsluitend middels een grondige afweging mogelijk. Deze afweging zal plaatsvinden middels een zelfstandig bestemmingsplan, waarbij het gemeentelijke 'Integraal beleidskader voor bio-ethanol en vergistinginstallaties' het toetsingskader zal zijn.

Met betrekking tot bio-ethanol het volgende. De productie daarvan kan niet worden aangemerkt als een agrarische activiteit. De installatie is dan ook niet passend binnen de agrarische bestemming. Hieruit volgt dat de gemeente uitsluitend medewerking kan en wil verlenen aan bio-ethanolinstallaties middels een bestemmingsplanherziening.

Kassen

Met betrekking tot kassen kan onderscheid worden gemaakt tussen:

  • kwekerijen;
  • overige agrarische bedrijven.

De regeling voor kwekerijen wordt verderop in deze paragraaf nader toegelicht onder C. In het navolgende wordt daarom uitsluitend ingegaan op de regeling voor agrarische bedrijven.

Voor de agrarische bedrijven geldt dat bij recht uitsluitend bestaande kassen zijn toegestaan.

Via een afwijking van de bouwregels is de oprichting van nieuwe kassen tot 1.000 m2 binnen het bouwvlak toegestaan, mits de landschappelijke inpassing is gewaarborgd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kassen uitgesloten' zijn uitsluitend bestaande kassen toegestaan en is uitbreiding niet mogelijk.

Via de afwijkingsregels voor het bouwen kunnen buiten het bouwvlak (maar binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf) tunnelkassen worden opgericht, met dien verstande dat:

  • uitsluitend tunnelkassen zijn toegestaan met een hoogte tot 1,2 m;
  • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2.

De agrarische gebiedsbestemming Agrarisch kent een gelijkluidende afwijkingsmogelijkheid.

Deze beleidsvertaling impliceert dat via de vorenstaande regels geen volwaardig glastuinbouwbedrijf kan ontstaan. In Drenthe komen enkele glastuinbouwcentra voor (bij Eelde en Emmen), waar voldoende vestigingsmogelijkheden zijn voor nieuwe glastuinbouwbedrijven. De in dit plan opgenomen regeling voor kassen is vooral bedoeld voor het mogelijk maken van opkweekkassen voor reeds bestaande (grondgebonden) agrarische bedrijven, kwekerijen en tuincentra.

Niet-agrarische nevenactiviteiten

De gemeente wil agrariërs, indien gewenst, de mogelijkheid bieden extra inkomsten te verwerven uit niet-agrarische nevenactiviteiten. Hiertoe is in het bestemmingsplan een afwijkingsregel voor het gebruik opgenomen ten behoeve van het toevoegen van een bedrijfstak aan een agrarisch bedrijf. Aan deze afwijkingsmogelijkheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • de toegevoegde tak mag niet de primaire productie betreffen en dient ondergeschikt te blijven aan de agrarische hoofdactiviteit;
  • de toegevoegde tak mag uitsluitend betrekking hebben op:
  • sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij en pensions;
  • zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en sprake is van een verwevenheid tussen zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
  • detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
  • bedrijven genoemd in de bij de regels behorende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de VNG of wel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
  • de verschijning van het gehele bedrijf moet landschappelijk worden ingepast;
    • 1. de bedrijfsactiviteiten moeten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat geen bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf.

Het grondgebruik 

Mestopslag in foliebassins

De laatste tijd ontstaat een toenemende behoefte om de van het bedrijf afkomstige mest (tijdelijk) op te slaan in een open kuil in de grond (waarvan de bodem en de wanden worden bekleed met kunststoffolie en waarbij de uitgegraven grond als dijk wordt gebruikt) of in een mestzak. De gemeente is van mening dat dergelijke voorzieningen in principe binnen het bouwvlak thuishoren. Het aanbrengen van een foliemestbassin of mestzak buiten het bouwvlak is daarom uitsluitend middels afwijking (van de gebruiksregels) mogelijk. De maximale inhoud bedraagt 2.500 m3. Voorwaarde is dat dient te worden aangetoond dat binnen het bouwvlak te weinig ruimte aanwezig is en/of milieuhygiënische knelpunten aanwezig zijn, dan wel planologische redenen een belemmering opleveren voor bouwen binnen het bouwvlak. Verder mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan landschappelijke of natuurlijke waarden, met dien verstande dat een besluit tot ontheffing niet wordt genomen, indien dit leidt tot een onevenredige aantasting van de essentiële ruimtelijke randvoorwaarden (zoals opgesomd in de bestemmingsomschrijving van het desbetreffende artikel). Vanwege landschappelijke waarden is het aanbrengen van foliemestbassins of mestzakken buiten het bouwvlak uitsluitend mogelijk binnen de bestemming Agrarisch. De hoogte van de omringende dijk en/of het hekwerk bedraagt maximaal 1,5 m.

Paardenbakken

In bepaalde gevallen kunnen paardenbakken een behoorlijke verstoring van het landschap betekenen. Het bij recht aanleggen van paardenbakken is dan ook alleen mogelijk op of direct aangrenzend aan erven van agrarische bedrijven, kwekerijen en bij woonfuncties (al dan niet in de vorm van bedrijfswoningen). Wel dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan.

Boom- en fruitteelt

Bedrijfsmatige boom- en fruitteelt behoren tot het agrarisch gebruik van gronden. Met name de opgaande vormen van boom- en fruitteelt kunnen negatieve gevolgen hebben op het landschapsbeeld. Het geheel uitsluiten van boom- en fruitteelt gaat in de ogen van de gemeente te ver: er zijn namelijk vormen van bedrijfsmatige boom- en fruitteelt die zonder negatieve effecten op het landschap kunnen plaatsvinden. In het bestemmingsplan is daarom onderscheid gemaakt tussen opgaande en niet-opgaande vormen van bedrijfsmatige boom- en fruitteelt.

Niet-opgaande vormen van boom- en fruitteelt

Aangezien het hier laagblijvende vormen van boom- en fruitteelt betreft, is in het bestemmingsplan in principe geen beperking opgenomen ten aanzien van deze teelten. Dit betekent dat in principe binnen alle bestemmingen dergelijke vormen van boom- en fruitteelt kunnen worden uitgeoefend. Bepaalde aanduidingen in de verbeelding kunnen echter belemmerend werken, zoals de aanduidingen 'waarde - landschap (essen)' en 'waarde - archeologie'.

Opgaande vormen van boom- en fruitteelt

De bestemming Agrarisch kenmerkt zich door de openheid van het landschap. Het betreft hier echter een grootschalig agrarisch productiegebied, met minder waarden van natuur en landschap. Om die reden is deze activiteit bij recht toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 1 hectare. Een grotere oppervlakte is via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk.

Binnen de bestemming Agrarisch met waarden zijn opgaande vormen van bedrijfsmatige boom- en fruitteelt alleen via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk.

Houtteelt

Het beplanten van agrarische gronden met bomen (houtteelt) is eveneens een agrarische activiteit. Houtteelt wordt gedefinieerd als 'het telen van hout gericht op uitsluitend de productie als onderdeel van een agrarisch bedrijf' In de bestemming Agrarisch wordt houtteelt bij recht toegestaan tot een maximum oppervlakte van 1 hectare. Een grotere oppervlakte is via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk. In de bestemming Agrarisch met waarden is houtteelt alleen via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk.

Werken en werkzaamheden

De agrarische cultuurgrond heeft in bepaalde gebieden niet alleen agrarische, maar soms ook andere waarden, zoals cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke. In paragraaf 11.1 zijn deze waarden opgesomd. Met het oog op de bescherming van deze waarden geldt een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden in het agrarische gebied. Afhankelijk van het karakter van het gebied en de te beschermen waarden, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor:

  • het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • het aanbrengen en verwijderen van lijnvormige beplantingen;
  • het egaliseren van natuurlijk reliëf;
  • het graven en dempen van sloten;
  • het vellen of rooien van houtopstanden;
  • ophogen;
  • het verharden en verwijderen van paden;
  • het aanleggen van een (verharde) weg ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

Ter plaatse van de brinken gelden specifieke regels.

Aan dit vergunningstelsel zijn de volgende toetsingscriteria verbonden:

  • indien ten behoeve van de (her)inrichting van een gebied voor meerdere activiteiten tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt aangevraagd en deze zijn ondergebracht in een plan, wordt het plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • de bedoelde omgevingsvergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de essentiële ruimtelijke randvoorwaarden;
  • indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning ter advisering voorgelegd aan het waterschap.

B. Paardenhouderijen

Vanuit de ruimtelijke ordening moet onderscheid worden gemaakt in twee typen paardenbedrijven:

  • productiegerichte paardenhouderijen;
  • gebruiksgerichte paardenhouderijen.

Deze laatste categorie is weer onder te verdelen in paardenhouderijen gericht op het houden en africhten en paardenbedrijven gericht op de recreatie. Een manege valt niet onder het begrip paardenhouderij. In de bestemming Agrarisch - agrarisch bedrijf is een wijzigingsbevoegdheid met aanvullende regels opgenomen voor het realiseren van een manege in vrijkomende agrarische bebouwing.

Productiegerichte paardenhouderij

Onder productiegerichte paardenhouderijen wordt het fokken van paarden begrepen. Paardenfokkerijen zijn agrarische bedrijven en zijn dan ook als zodanig bestemd. Paardenfokkerijen kunnen zich dan ook via een wijzigingsbevoegdheid in het plangebied vestigen. Op deze wijzigingsbevoegdheid zijn de voorwaarden van toepassing zoals opgesomd onder 'Nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven'. Wat betreft de overige bouwregels wordt verwezen naar het beschrevene onder 'Het bouwen' onder 'A. Agrarische bedrijven'.

Gebruiksgerichte paardenhouderij

Bestaande paardenbedrijven, die zijn gericht op het houden en africhten van paarden, zijn bestemd als 'Bedrijf-buitengebied gebonden'. Deze bedrijven zijn niet aan te merken als grondgebonden agrarisch bedrijf, er vindt immers geen agrarische productie plaats. Toch is wel sprake van functioneel aan het landelijke gebied gebonden bedrijven. Deze bedrijven kennen dezelfde mogelijkheden als functioneel aan het landelijke gebied gebonden niet-agrarische bedrijvigheid. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderdeel niet-agrarische bedrijven.

C. Kwekerijen

De bestemming

Bestaande kwekerijen

In het plangebied zijn bestaande kwekerijen opgenomen in de bestemming Agrarisch - Kwekerij. Detailhandel is uitsluitend mogelijk in ter plaatse gekweekte producten.

Nieuwe (boom)kwekerijen

De bestemming Agrarisch met waarden kenmerkt zich door een grote mate van openheid, dan wel door (belangrijke) natuurwaarden. Eerder in deze toelichting werd reeds vermeld dat opgaande vormen van bedrijfsmatige boom- en fruitteelt in deze bestemmingen niet mogelijk zijn. Naar analogie daarvan is ook de vestiging van nieuwe (boom)kwekerijen binnen deze bestemming niet mogelijk.

Nieuwe (boom)kwekerijen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid wel worden gevestigd binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en voor wat betreft het gebruik van cultuurgrond binnen de bestemming Agrarisch.

Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden gekoppeld:

  • vestiging is uitsluitend mogelijk in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • vestiging is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kassen en manege uitgesloten';
  • de activiteit is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie;
  • de bedrijfseconomische noodzaak voor vestiging ter plaatse dient te worden aangetoond;
  • de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 12 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • uitsluitend de bestaande bedrijfswoning is toegestaan;
  • de gebouwen en kassen moeten landschappelijk worden ingepast.

Het bouwen

Bestaande kwekerijen zijn opgenomen in de bestemming Agrarisch - Kwekerij. Gebouwd dient te worden binnen het bouwvlak. In bepaalde gevallen kan het ongewenst zijn dat de bebouwing ten behoeve van het (boom)kwekerijbedrijf verspreid over het perceel wordt geplaatst. In de regels is daartoe een regeling opgenomen. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats van de bebouwing. Op deze wijze kan de gemeente sturing geven aan de plaatsing van kassen op het perceel.

Voor de kwekerij aan de Hoofdweg 3 te Een-West is onlangs een eigen bestemmingsplan opgesteld. In het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied zijn de regels uit dat bestemmingsplan overgenomen. Voor dit bedrijf geldt derhalve een specifieke regeling.

Wat betreft de bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte. Via een afwijking van de bouwregels kan de goothoogte worden verhoogd tot 4 m;
  • de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag eenmalig bij recht met 10% worden vergroot;
  • gebouwd dient te worden binnen het bouwvlak;
  • bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen tot een hoogte van 3 m worden gebouwd.

Uitsluitend de bestaande bedrijfswoningen zijn bij de bestemming inbegrepen. Realisatie van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan. Wat betreft de bouwregels voor bedrijfswoningen, wordt verwezen naar de bepalingen behorende bij de functie 'wonen'.

11.2.2 Natuur en landschap

De bestemming

De bestemming behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden is toegekend aan gronden binnen de (dubbel)bestemmingen Waarde - Beekdal, Waarde - Landschap, Waarde - Natuur 1, Waarde - Natuur 2, Waarde - Natuur 3, Waarde - Natuur 4 en Natuur.

De bestaande bossen en natuurgebieden groter dan 3 ha zijn ondergebracht in de bestemming Natuur. Deze gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarde.

Het is denkbaar dat gedurende planperiode nog meer gronden in eigendom komen van natuurbeherende instanties. Indien concrete inrichtingsplannen zijn uitgewerkt, zal een planherziening moeten worden gevolgd om de bestemming te wijzigen naar een passende natuurbestemming.

De bestaande essen zijn ondergebracht in de dubbelbestemming Waarde - Landschap.

Het beekdal met de omringende gronden hebben de dubbelbestemming Waarde - Beekdal.

In de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden en Natuur komen brinken voor. Deze zijn aangeduid als 'specifieke vorm van groen - brink'. De cultuurhistorische waarden van deze brinken worden beschermd door een omgevingsvergunningstel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Het bouwen

In de algemene afwijkingsregels is geregeld dat er ten behoeve van het beheer van natuur- en landschapswaarden beheersgebouwen mogen worden gebouwd. Per 250 ha is maximaal één gebouw toegestaan. De daarbij geldende voorwaarden zijn:

  • de maximale inhoud bedraagt 150 m³;
  • er dient te worden gebouwd in één bouwlaag met kap;
  • de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • onder het begrip 'beheersgebouw' is geen bedrijfswoning begrepen.

Het grondgebruik

Binnen de (dubbel)bestemmingen Waarde - Natuur 1, Waarde - Natuur 2, Waarde - Natuur 3, Waarde - Natuur 4 en Natuur kunnen de gronden worden ingericht voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. Er zijn geen nadere regels gesteld aan het grondgebruik. Wel geldt voor deze bestemmingen een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Binnen de overige bestemmingen mogen de gronden worden ingericht met het oog op het behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden.

Evenals bij de agrarische bedrijven wordt, indien ten behoeve van de (her)inrichting van een gebied voor meerdere activiteiten tegelijkertijd een omgevingsvergunning wordt aangevraagd en deze zijn ondergebracht in een plan, het plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

11.2.3 Recreatie

De bestemming

Recreatief medegebruik

In alle gebiedsbestemmingen is recreatief medegebruik in de bestemming begrepen. Dit impliceert het medegebruik van wegen, paden en oevers die zijn ingericht met het oog op een andere functie, maar die ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit betekent dat alle gronden mogen worden gebruikt voor recreatie, zonder dat daarvoor wordt gebouwd of ingericht.

Recreatief medegebruik is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

Kleinschalige kampeerterreinen

Kleinschalige kampeerterreinen zijn geregeld in het bestemmingsplan.

Bij woningen en (agrarische) bedrijven waarbij een woning aanwezig is, mag een kleinschalig kampeerterrein worden gerealiseerd, mits het kampeerterrein voldoet aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de regels.

Bestaande verblijfsrecreatieterreinen

De bestaande kampeerterreinen zijn buiten het plangebied gelaten, met uitzondering van de camping Cnossen. Voor de camping Cnossen is in 2012 een bestemmingsplan vastgesteld. Dit plan is integraal opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Voor deze camping gelden de bestemmingen Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie 5, 6 en 7. De gemeente stelt voor de overige kampeerterreinen een 'eigen' bestemmingsplan op.

De bestaande recreatiewoningterreinen zijn ondergebracht in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 4. Tussen de bouwregels van de vigerende bestemmingsplannen Buitengebied Roden en Buitengebied Norg bestaat verschil. Er is in het onderhavige plan gekozen voor een eenduidige regeling, waarbij de oppervlakte van de recreatiewoningen op 80 m2 is gesteld (inclusief aan- en bijgebouwen). Wel is er nog een nuance is aangebracht middels de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte'. Permanente bewoning van recreatiewoningen is in het bestemmingsplan expliciet uitgesloten. Daar waar echter afspraken bestaan over permanente bewoning, is dit in het bestemmingsplan overgenomen. De betreffende gronden zijn aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning'.

In het voorliggende bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen tot het uitbreiden van het terreinoppervlak van de bestaande recreatiewoningterreinen. Dit zal derhalve per aanvraag middels een eigen bestemmingsplan moeten worden geregeld.

Nieuwe verblijfsrecreatieterreinen

De gemeente zet in op een verdere uitbouw van de recreatieve infrastructuur in de gemeente. Vestiging van nieuwe verblijfsrecreatieterreinen en dagrecreatieve voorzieningen worden door de gemeente niet op voorhand uitgesloten. Gezien de aard van dergelijke ingrepen, is vestiging echter gebonden aan een planherziening, zodat in het voorliggende bestemmingsplan hiertoe geen regeling is opgenomen.

Manege

Nieuwe maneges kunnen zich slechts vestigen via een wijzigings-bevoegdheid die is opgenomen in de bestemming Agrarisch - Bedrijf en onder een aantal voorwaarden. In aanvulling op de voorwaarden voor functiewijziging (zoals opgesomd in paragraaf 11.2) geldt bij nieuwvestiging voor maneges dat vestiging uitsluitend mogelijk is in de nabijheid van kernen. Aangezien bij maneges veel activiteiten buiten plaatsvinden en deze het landschapsbeeld kunnen verstoren, is de vestiging van maneges slechts mogelijk in gebieden die zijn bestemd als Agrarisch.

Het bouwen

Recreatief medegebruik

Ten behoeve van recreatief medegebruik mogen binnen alle gebieds-bestemmingen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 m.

Verblijfsrecreatie

Wat betreft het bouwen ten behoeve van recreatiewoningen op de bestaande recreatiewoningterreinen gelden de volgende bepalingen.

Bebouwd oppervlak   80 m2, dan wel 100 m2 voor zover aangeduid met 'afwijkende oppervlakte'  
Aan- en bijgebouwen   Inbegrepen bij bebouwd oppervlak
Geen vrijstaande bijgebouwen  
inhoudsmaat   350 m3, met uitzondering van de aanduiding 'afwijkende oppervlakte'  
Perceeloppervlakte per recreatiewoning   300 m2  
Bouwhoogte   Eén bouwlaag al dan niet met kap. Maximale bouwhoogte 6,5 m, dan wel 8 m voor zover aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte'  
Goothoogte   3 m, dan wel 3,5 m voor zover aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte'  
Onderkeldering   Niet toegestaan  
Afstand tussen recreatiewoningen   Minimaal 10 m, tenzij de woningen aaneen zijn gebouwd  

Bed & breakfast

Het gebruik van gebouwen voor bed & breakfast is bij recht mogelijk, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

  • 1. er mag aan maximaal vijf personen nachtverblijf worden verschaft;
  • 2. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing op het perceel;
  • 3. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • 4. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • 5. maximaal 30% van de bestaande vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 45 m2;
  • 6. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder 5 is genoemd;
  • 7. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • 8. als een bed & breakfast wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw, dan moet het bijgebouw staan op het erf behorend bij de woning;
  • 9. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • 10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
11.2.4 Wonen

De bestemming

Bestaande woningen

De bestaande woningen zijn (met uitzondering van de bedrijfswoningen) bestemd als Wonen of als Wonen - Boerderij. Bij het begrenzen van de woonerven is (aan de hand van luchtfoto's) gekeken naar de huidige inrichting van het erf. De gemeente wil namelijk voorkomen dat weilanden worden ingericht als tuin. Het inrichten van tuinen is dan ook alleen mogelijk binnen het in de verbeelding als zodanig bestemde bouwvlak. Het inrichten van tuinen buiten de bestemming Wonen is in het bestemmingsplan aangemerkt als zijnde strijdig gebruik. Via een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken.

Nieuwe woningen

Nieuwe woningen mogen niet in het buitengebied worden gebouwd, tenzij het een eerste of tweede bedrijfswoning betreft bij een agrarisch bedrijf, een recreatiewoningterrein, een 'Ruimte voor Ruimte-woning' of een bedrijfswoning bij een landelijk bedrijf, dan wel als vervanging van bestaande woningen. Bij het realiseren van nieuwe woningen dient te worden voldaan aan de bepalingen in de Wet geluidhinder. Nieuwe woningen mogen geen belemmeringen opwerpen voor in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven.

Landgoederen

Zoals eerder in deze toelichting opgemerkt, bevindt zich in het plangebied een aantal landgoederen. Vanwege de ruimere bouwmogelijkheden voor woningen op landgoederen, de landschaps- en natuurontwikkeling op het terrein en het recreatief medegebruik (openstelling) van deze landgoederen, hebben deze een geëigende bestemming gekregen, te weten Natuur - Landgoed. De in het navolgende genoemde bouwregels gelden daarom niet voor de woningen op de landgoederen.

Het bouwen

Voor het bouwen ten behoeve van woningen gelden de volgende bepalingen.

Hoofdgebouw

  • 1. De oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
  • 2. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 3,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
  • 3. Het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap, waarvan de helling minimaal 30° en maximaal 60° dient te bedragen.
  • 4. Bij verbouw dient te worden aangesloten bij de bestaande verschijningsvorm.
  • 5. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 5 m, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt.
  • 6. Voor bedrijfswoningen geldt dat deze, voor zover een bouwvlak in de verbeelding is aangegeven, dienen te worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak.
  • 7. Voor woningen geldt dat het hoofdgebouw hoofdzakelijk in en evenwijdig aan de gevellijn moet worden gebouwd. Deze gevellijn is aangegeven in de verbeelding.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  • 8. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  • 9. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer is.
  • 10. De oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 100 m²;
  • 11. Indien een aan-, uitbouw of bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60°.
  • 12. De afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de afstand van de bestaande aanbouwen en uitbouwen tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt.
  • 13. De bijgebouwen bij bedrijfswoningen dienen, indien een bouwvlak in de verbeelding is aangegeven, binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • 14. De afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 m.
  • 15. De gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 250 m². Indien de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw groter is dan 200 m², is maximaal 60 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

Voor de bestemming Wonen - Boerderij gelden in hoofdzaak dezelfde bouwregels. Afwijkend zijn de oppervlaktematen van het hoofdgebouw (200 m2). Ook is rekening gehouden met de bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing.

In beginsel zal de gemeente meewerken aan een gehele vernieuwing van (voormalig) agrarische hoofdgebouwen, mits:

  • de bestaande agrarische verschijningsvorm blijft gehandhaafd;
  • indien wordt gekozen voor een andere verschijningvorm, geldt het maximale oppervlak van 150 m2 voor woningen in het buitengebied.

Agrarische hobby's

Veel mensen gaan in het buitengebied wonen teneinde een agrarische hobby te kunnen uitoefenen. Daarom is in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om (via afwijking van de bouwregels) bij woningen extra stalruimte te realiseren ten behoeve van een agrarische hobby.

Er dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond bedraagt minimaal 2 ha;
  • er dient te worden gebouwd in de onmiddellijke nabijheid van de eigen woning;
  • de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m²;
  • de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

Splitsen van een woonboerderij

In de bestemming Wonen - Boerderij wordt via een afwijking van de bouwregels de splitsing van een voormalig agrarisch hoofdgebouw mogelijk gemaakt indien de inhoud minimaal 1.000 m³ bedraagt. Elke nieuwe wooneenheid dient voorts een inhoudsmaat te hebben van 500 m³. Van de bestaande bijgebouwen moet aan elk van de twee nieuwe wooneenheden minimaal 50 m² worden toebedeeld. Indien geen bijgebouwen aanwezig zijn, is in de regels bepaald dat per nieuwe wooneenheid maximaal 50 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogelijk is.

Saneringsregeling bijgebouwen

Uitgangspunt is dat op een perceel maximaal 100 m² aan aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een hoofdgebouw aanwezig mag zijn.

Uitzonderingen op vorenstaand uitgangspunt zijn mogelijk indien het gaat om een van de volgende drie situaties:

  • in geval van een bestaande oppervlakte aan aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tussen de 100 m2 en 200 m² mag per bouwperceel eenmalig de bestaande oppervlakte worden teruggebouwd. De sanering wordt niet toegepast wanneer als karakteristiek aan te merken aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet in dezelfde vorm en omvang zouden kunnen worden gehandhaafd;
  • in geval van een bestaande oppervlakte aan aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tussen de 200 m2 en 500 m², mag per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw plaatsvinden tot een maximum oppervlak van 200 m² plus 50% van de boven de 200 m2 en 500 m² aanwezige oppervlakte. De reductie wordt niet toegepast wanneer als karakteristiek aan te merken aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet in dezelfde vorm en omvang zouden kunnen worden gehandhaafd;
  • in geval van een bestaande oppervlakte aan aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, boven de 500 m² mag per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw plaatsvinden tot een maximum oppervlak van 200 m² plus 50% van het tussen de 200 m2 en 500 m² aanwezige aantal vierkante meters, plus 20% van het boven de 500 m² aanwezige aantal vierkante meters. De reductie wordt niet toegepast wanneer als karakteristiek aan te merken aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet in dezelfde vorm en omvang zouden kunnen worden gehandhaafd.

Voorwaarde voor toepassing van de drie hiervoor genoemde situaties is dat de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing worden verbeterd. De landschappelijke inpassing dient door middel van een beplantingsplan te worden onderbouwd. Het beplantingsplan bevat de uitgangspunten van het 'Landschapsbeleidsplan Noordenveld'.

Monumenten en karakteristieke panden

Rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. Er is geen regeling voor deze monumenten opgenomen, omdat ze afdoende beschermd worden via de Monumentenwet en de Provinciale Monumentenverordening.

In het plangebied komen naast de monumenten een aantal karakteristieke panden voor. Voor deze karakteristieke panden (waaronder veel voormalige boerderijen) is een afzonderlijke regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Karakteristieke (voormalige) panden en boerderijen zijn aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'.

Uitgangspunt is dat de ruimtelijke waarden van de karakteristieke panden zoveel mogelijk in stand worden gehouden. De regeling is gericht op het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering. Deze panden zijn daarmee tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen. Bij volledige herbouw van een als karakteristiek aangeduide voormalige boerderij, zal qua inhoud en oppervlakte geen vergroting plaatsvinden. Tevens zal bij de maatvoering aansluiting moeten worden gezocht bij datgene wat reeds op het perceel aanwezig is c.q. was. De aanduiding 'karakteristiek' betekent dus niet dat het pand precies in de huidige staat moet worden bewaard, wél dat bij de beoordeling van bouwplannen er op zal worden gelet dat de kenmerken die de ruimtelijke waarde bepalen, zoveel mogelijk intact blijven. De karakteristieke panden zijn door Libau geïnventariseerd. De gemeente zal bij de toetsing gebruikmaken van de in de bijlagen opgenomen lijst.

In verband met de flexibiliteit in regelgeving, is voor panden waarvan de karakteristieke waarden niet meer zijn te handhaven een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan het mogelijk is de aanduiding 'karakteristiek' te verwijderen. Ook een omgekeerde wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, met name voor die situaties waarbij oorspronkelijke waarden worden teruggebracht, bijvoorbeeld door de uitvoering van verbeteringsplannen.

Het gebruik van gebouwen

Aan huis verbonden werkactiviteiten

Het is bij recht mogelijk om hoofd- en bijgebouwen van een woning te benutten ten behoeve van aan huis verbonden werkactiviteiten in de vorm van een beroep of bedrijf. De uitoefening van een aan huis verbonden werkactiviteit is uitsluitend toelaatbaar voor zover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. de aan huis verbonden werkactiviteiten uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  • c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden werkactiviteiten met een maximum van 45 m²;
  • d. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening dan mag de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer bedragen dan onder c is genoemd;
  • e. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteit uitoefent en dat er geen andere arbeidskrachten werkzaam zijn.

Het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:

  • a. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • b. niet met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van bedrijven die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
  • c. werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in Bijlage 4 Staat van Bedrijven;
  • d. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteiten, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein, aan de vrijstaande zijde van de woning.

Bed & breakfast

Bij recht wordt in de woonbestemmingen een bed & breakfastvoorziening mogelijk gemaakt. Zie hiervoor ook paragraaf 11.2.3 .

Mantelzorg

Door de gemeente Noordenveld wordt een facetbestemmingsplan opgesteld waarmee middels afwijking van de gebruiksregels bijgebouwen bij woningen kunnen worden ingezet om het gebruik daarvan voor mantelzorg mogelijk te maken. In het voorliggende bestemmingsplan is, met het oog op dat in ontwikkeling zijnde facetbestemmingsplan, geen regeling opgenomen voor mantelzorg.

Stalling materieel

De gemeente biedt bij recht de mogelijkheid om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken ten behoeve van de opslag van caravans, boten, oldtimers en daarmee vergelijkbaar materieel.

Landschapstuin

In het verleden zijn veel tuinen in het buitengebied uitgebreid door naast het woonperceel gelegen weilanden (deels) in te richten als tuin. Het inrichten van een weiland naar tuin is in strijd met het bestemmingsplan. Vanuit de gemeente bestond hier destijds onvoldoende aandacht voor. De kwestie werd actueel tijdens de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan, met name omdat overgegaan is tot een meer gedetailleerde wijze van bestemmen. Besloten is om bestaande tuinuitbreidingen te legaliseren en om in het bestemmingsplan een afwijkingsbepaling op te nemen ten behoeve van tuinuitbreiding. Als bestaand zijn die tuinen beschouwd die reeds in 2005 aanwezig waren. Deze peildatum is redelijk, omdat er in de laatste zeven jaar een aantal handhavingsacties zijn geweest en omdat in 2006 een eerste conceptkaart van het bestemmingsplan Buitengebied zijn gepubliceerd. Hierop is duidelijk te zien dat weilanden een agrarische bestemming hebben. Kleinere tuinuitbreidingen worden beschouwd als erf en vallen in de woonbestemming. Grote uitbreidingen blijven in de agrarische bestemming liggen en zijn voorzien van de aanduiding 'landschapstuin'

Functiewijziging

Via een wijzigingsbevoegdheid is wijziging van de woonfunctie van een boerderij (Wonen - Boerderij) mogelijk naar een sociale, culturele, educatieve, medische of maatschappelijke functie, een bedrijf (categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijven) of een manege.

Hierbij moet de woonfunctie worden gehandhaafd.

11.2.5 Niet-agrarische bedrijven

De bestemming

Bestaande niet-agrarische bedrijven

Alle aanwezige bestaande niet-agrarische bedrijven zijn als zodanig bestemd. Het doel niet-agrarische bedrijven is beperkt tot het bestaande bedrijf en voor nijverheidsbedrijven en ambachtelijke of dienstverlenende bedrijven, zoals genoemd in de Staat van bedrijven.

De bestaande bedrijven zijn ingedeeld in twee klassen:

  • 'Bedrijf - buitengebied gebonden': de bedrijven die een directe functionele binding hebben met het buitengebied;
  • 'Bedrijf - niet buitengebied gebonden': de bedrijven die geen directe functionele binding hebben met het buitengebied.

Nieuwe niet-agrarische bedrijven

In het bestemmingsplan wordt onder voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid in cultuurhistorisch waardevolle agrarische bedrijfsgebouwen en woningen mogelijk gemaakt na een wijzigingsbevoegdheid. Verwezen wordt naar paragraaf 11.2, onder het kopje 'Vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing'.

Het bouwen

De indeling van de bedrijven in 'Bedrijf - buitengebied gebonden' en/of 'Bedrijf - niet buitengebied gebonden' is bepalend voor de bouwmogelijkheden.

Bedrijf - buitengebied gebonden

Ten behoeve van deze niet buitengebied gebonden bedrijven ten mag worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag bij recht met maximaal 10% worden vergroot. Via afwijking is uitbreiding mogelijk tot ten hoogste 25% van de bestaande oppervlakte. Een grotere oppervlakte is (via wijziging) mogelijk;
  • de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m.

Bedrijf - niet buitengebied gebonden

Ten behoeve van deze niet buitengebied gebonden bedrijven mag worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag bij recht met maximaal 10% worden vergroot;
  • de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m.

Bedrijfswoning

Voor beide categorieën bedrijven geldt dat maximaal één bedrijfswoning is toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie. Nieuwe bedrijfswoningen zijn (met uitzondering van herbouw) niet toegestaan. Qua maatvoering moet worden aangesloten bij de bebouwingsbepalingen behorende bij de functie 'wonen', dan wel de bestaande maatvoering indien deze ruimer is.

Voor bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen geldt dat deze achter de gevellijn en evenwijdig aan de gevellijn moeten worden gebouwd. Deze gevellijn is aangegeven in de verbeelding.

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan:

  • de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de weg minder dan 20 m bedraagt;
  • de bouwhoogte, de goothoogte en de dakhelling.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 3 m.

11.2.6 Overige niet-agrarische functies

Voor bedrijvigheid in de vorm van nutsvoorzieningen, ondergrondse gasopslag, waterwinning en zandwinning zijn aparte bestemmingen opgenomen.

Dit geldt ook voor de horecabedrijven en de maatschappelijke functies (maatschappelijke voorzieningen, begraafplaats en justitiële inrichting).

Het motorcrossterrein en het modelvliegtuigterrein zijn in de bestemming Sport geregeld. Voor het motorcrossterrein geldt een geluidzone ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone'.

11.2.7 Verkeer

De bestemming

De hoofdwegen zijn opgenomen in de bestemming Verkeer. De tracés van deze wegen liggen daarmee vast; het wijzigen hiervan kan uitsluitend via een planherziening.

Alle overige wegen zijn in de verschillende gebiedsbestemmingen, conform de bestaande situatie, begrepen.

Het bouwen

Ten behoeve van de functie wegverkeer binnen de bestemming Verkeer is het bouwen beperkt tot bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hieraan zijn geen verdere criteria verbonden.

Ten behoeve van de functie wegverkeer binnen de verschillende gebiedsbestemmingen is het bouwen eveneens beperkt tot bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte 12 m bedraagt.

Het grondgebruik

Het aanleggen van nieuwe wegen met een doorgaande stroomfunctie is mogelijk via een planherziening.

11.2.8 Overige functies

Waterberging

Het gebied dat is bestemd voor waterberging (zie ook paragraaf 8.8) heeft de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied gekregen. Naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn deze gronden bestemd voor de berging van water. Het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is gebonden aan een omgevingsvergunning.

Infrastructuur

In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van bijvoorbeeld duikers en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere regeling in het algemeen niet nodig. Voor zover uitsluiting of een nadere regeling is gewenst, is dit uitdrukkelijk in de regels vermeld. Indien dergelijke voorzieningen beperkingen met zich meebrengen, kan dat in onderling overleg tussen belanghebbenden worden geregeld. Voor een aantal bestemmingen is het oprichten van andere bouwwerken in de bestemming begrepen door de toelaatbaarheid in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Bij de overige bestemmingen is voor het oprichten ervan een nadere belangenafweging wel gewenst. In het plan is dit middels afwijking en/of wijziging mogelijk.

Lpg-verkooppunten

Ter plaatse van de lpg-verkooppunten in het plangebied geldt een veiligheidszone met het oog op het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Deze zone is aangeduid als 'veiligheidszone - bevi'.

Munitieopslagcomplex

De veiligheidszones van het munitieopslagcomplex in Veenhuizen vallen in het plangebied. Deze veiligheidszones zijn in de Algemene aanduidingsregels benoemd als respectievelijk 'Veiligheidszone - munitie 1', Veiligheidszone - munitie 2' en 'Veiligheidszone - munitie 3'. Ter plaatse van deze zones gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten en uitbreiden van bebouwing.

Zendmasten

Bij de beoordeling van aanvragen voor het plaatsen van zendmasten, gelden de volgende ruimtelijke randvoorwaarden:

  • de bouw van nieuwe zendmasten zal worden getoetst aan de vraag in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van hoge gebouwen en bouwwerken (hoogspanningsmasten);
  • plaatsing mag niet leiden tot een aantasting van de kwaliteit van het Drentse landschap. Zendmasten zijn in beginsel dan ook niet toegestaan in:
  • open gebieden, beekdalen, natuur- en bosgebieden en cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
  • in of nabij cultuurhistorisch waardevolle nederzettingen;
  • in de nabijheid van waardevolle bebouwing;
    • 1. binnen stiltegebieden.

Van deze voorwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken, mits de kwaliteit van het landschap wordt behouden.

  • Masten dienen te worden geplaatst in navolgende volgorde van voorkeur:
  • in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken;
  • op bedrijventerreinen;
  • langs grote infrastructuurlijnen.
  • Masten voor het C2000 project kunnen vergunningsvrij worden gerealiseerd.

Aardgasleidingen

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal aardgas-transportleidingen. Vanwege de beperkingen die deze leidingen met zich meebrengen, heeft de belemmeringenstrook (ter weerszijden van de leiding) de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen.

Hoogspanningsleiding

De bestaande ondergrondse en bovengrondsehoogspanningsleidingen zijn in een dubbelbestemming opgenomen (respectievelijk Leiding - Hoogspanning en Leiding - Hoogspanningsverbinding).

Voor de ondergrondse hoogspanningsleidingen is een belemmeringenstrook opgenomen van 2,5 m breed ter weerszijden van de leiding. Voor de bovengrondse hoogspanningsleidingen geldt een belemmeringenstrook van 25 m ter weerszijden van de leiding en een indicatieve zone van 45 m ter weerszijden van de leiding. De indicatieve zone is niet opgenomen op de verbeelding. In de belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor de indicatieve zone geldt dat er geen gebouwen voor gevoelige bestemmingen mogen worden gebouwd, tenzij door berekening is aangetoond dat de gebouwen buiten de magneetveldzone liggen. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorend erf.

Molenbeschermingszone

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich twee molens. Rond deze molens gelden, met het oog op het bevorderen van een vrije windvang, vrijwaringszones. De vrijwaringszones zijn in de verbeelding aangegeven en in de regels van een passend regiem voorzien.