direct naar inhoud van 11.1 Gebiedsbestemmingen
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

11.1 Gebiedsbestemmingen

Gebiedsindeling

Wat betreft de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Noordenveld is de keuze gemaakt de gebiedsbestemmingen in hoofdzaak te baseren op de zonering uit de Omgevingsvisie. Tevens is in de gebiedsbestemmingen een relatie gelegd met de natuurwetgeving.

De gebiedsindeling ziet er schematisch als volgt uit.

Aanduiding Omgevingsvisie   Bestemming  
Landbouw   Agrarisch  
Multifunctioneel   Agrarisch met waarden  
Natuur   Natuur  

Met betrekking tot de bestemming Natuur het volgende. Deze bestemming Natuur is toegekend aan de daadwerkelijk voor natuurontwikkeling verworven en aangewezen Ecologische Hoofdstructuur, het eindbeeld van de Herinrichting Peize en Roden/Norg alsmede overige natuurgebieden groter dan 3 ha. Kleinere natuur- en bosgebieden maken onderdeel uit van de betreffende agrarische gebiedsbestemming, maar zijn middels de bestemmingsregels wel beschermd.

Gronden in eigendom van natuurbeherende instanties, groter dan 3 ha, vallend in de Ecologische Hoofdstructuur en waarvan de inrichting tot natuurgebied vaststaat of reeds is uitgevoerd, zijn eveneens bestemd als Natuur. Dit geldt ook voor de in ontwikkeling zijnde landgoederen.

Vanwege de in de Omgevingsvisie aanwezige globaliteit, zijn de grenzen van de in vorenstaande tabel genoemde vier agrarische gebiedsbestemmingen langs de volgende stappen verfijnd:

  • 1. luchtfoto's;
  • 2. topografische atlasgegevens;
  • 3. bestemmingsgrenzen vigerende bestemmingsplannen;
  • 4. gemeentelijke gegevens omtrent functieveranderingen (afwijkingen/wijzigingen);
  • 5. eigendomskaarten van het Drents Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer;
  • 6. in het kader van andere projecten uitgevoerde ecologische onderzoeken (bijvoorbeeld MER Waterberging);
  • 7. gegevens (inclusief veldkaart) verkregen uit de door BügelHajema Adviseurs in 2006 uitgevoerde ecologische inventarisatie;
  • 8. nader veldonderzoek op een aantal locaties (zie hoofdstuk 10.3 onder 'nader veldonderzoek').

Wat betreft de Natura 2000-gebieden en het Natuurmonument is ervoor gekozen deze onder te brengen in dubbelbestemmingen. Deze dubbelbestemmingen overlappen dus de eerder genoemde agrarische bestemmingen en natuurbestemmingen.

De regeling van de betreffende dubbelbestemming is afgestemd op de bijbehorende aanwijzingsbesluiten. Dit levert schematisch het volgende beeld op:

Gebied   Dubbelbestemming  
Fochteloërveen   Waarde - Natuur 1  
Norgerholt   Waarde - Natuur 2  
Leekstermeergebied   Waarde - Natuur 3  
Elzenbroek   Waarde - Natuur 4  

Essentiële ruimtelijke randvoorwaarden

Elk deelgebied heeft een aantal abiotische (bodem en water), biotische (natuur) en cultuurhistorische/landschappelijke kenmerken en kwaliteiten. Deze kenmerken en kwaliteiten bepalen niet alleen de bestaande relaties tussen de verschillende functies in het deelgebied, maar ook de ontwikkelingsmogelijkheden voor een functie. Een goed ontwaterd en verkaveld gebied met weinig natuurwaarden zal bijvoorbeeld met name in gebruik zijn bij de landbouw. In een dergelijk gebied zijn waarschijnlijk ook goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw aanwezig. Dit betekent dat het beleid erop zal zijn gericht om de landbouw in dat deelgebied de ruimte te geven om zich verder te ontwikkelen.

Om het beleid voor de verschillende deelgebieden te kunnen opstellen, is het dus noodzakelijk om inzicht te hebben in de kenmerken en kwaliteiten van een deelgebied. In het navolgende zijn daarom de kenmerken en kwaliteiten van de verschillende deelgebieden weergegeven. Het gaat hierbij om kenmerken en kwaliteiten die van wezenlijk belang worden geacht voor een deelgebied. Wanneer deze zogenaamde essentiële ruimtelijke randvoorwaarden verdwijnen, treden grote en veelal onomkeerbare veranderingen op in het karakter van het deelgebied. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor de verschillende functies geen nadelige effecten mogen hebben op deze essentiële ruimtelijke randvoorwaarden. Sommige van deze gebiedskenmerken kunnen in de huidige situatie in meer of mindere mate zijn aangetast. Het beleid is daarom gericht op zowel behoud als herstel van de essentiële ruimtelijke randvoorwaarden.

Agrarisch

  • grootschalige openheid;
  • bebouwing voornamelijk langs wegen;
  • overheersend regelmatige strokenverkaveling, veelal haaks op de weg;
  • verspreide archeologisch waardevolle gebieden;
  • vlakke ligging;
  • verspreide vennen in vergraste heiderestanten;
  • poelen;
  • bosjes met weinig ondergroei;
  • Vennootswijk, Steenbergerloop en Grote Masloot cultuurhistorisch waardevol;
  • wijkenpatroon ontginning Oostindie;
  • hydrologische relatie met de beekdalen van groot belang (inzijggebied);
  • heischrale bermen in het Steenbergerveld;
  • overige bermen en perceelranden weinig soortenrijk;
  • grofmazige structuur van singels en laanbeplantingen;
  • in het Steenbergerveld veel weidevogels;
  • gras- en bouwlandgebied;
  • bebouwing en beplanting gekoppeld aan de ontginningsassen;
  • bebouwing voornamelijk in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aan- en bijgebouwen.
  • geomorfologisch van belang zijn de essen met een bolle ligging en soms diepe eerdgronden;
  • licht golvend terrein, vooral bestaand uit veldpodzolen;
  • kleinschalige strokenverkaveling, daardoor veel sloten;
  • potklei op geringe diepte ten westen van Roden, stagnerend en afstromend ondiep grondwater, daardoor vochtige, relatief voedselrijke bodemtypen;
  • verspreide vennen en heide (deels in verval) en houtwallen;
  • heischrale bermen;
  • veel verspreide woonbebouwing rond Altena;
  • in de wegbermen in het algemeen bekende akkeronkruiden en in mindere mate op de essen;
  • gevarieerde broedvogelbevolking;
  • eikenberkenbosjes met veel zangvogels nabij Altena;
  • variatie in zoogdieren waarvoor bossen, houtwallen en heiderestanten van groot belang zijn;
  • amfibieën en insecten bij vennen en heide, loopkevers bij hakhout en zandwegen;
  • essen zijn open en grotendeels vrij van bebouwing;
  • essen zijn deels nog als bouwland in gebruik;
  • enkele zandwegen;
  • rond de essen nog de esrand vormende houtwallen en delen van oude esrand- en markebossen;
  • rond de dorpen nog vrij veel kleine landschapselementen in de vorm van houtwallen, boomsingels en verder in het buitengebied heiderestanten, vennen, dobben, beboste stuifduinen en andere boselementen;
  • weinig bebouwing;
  • agrarische bebouwing, voornamelijk in of nabij de dorpen;
  • verschillende oude, archeologisch van belang zijnde terreinen;
  • de essen worden potentieel van archeologisch belang geacht.

Agrarisch met waarden

  • beekdalachtige situatie rond De Roonder Bitse;
  • door de kleinschaligheid, de bossen, struwelen en poelen is rond Roden nog een vrij goed samenhangende structuur van goed ontwikkelde houtwallen, veel soorten broedvogels, zoogdieren en dagvlinders;
  • onregelmatige, kleinschalige mozaïekverkaveling rond Roden;
  • percelen begrensd door lijnvormige beplantingen;
  • geomorfologisch van belang zijn de essen met een bolle ligging en soms diepe eerdgronden;
  • essen zijn open en grotendeels vrij van bebouwing;
  • essen zijn deels nog als bouwland in gebruik;
  • rond de dorpen nog vrij veel kleine landschapselementen in de vorm van houtwallen, boomsingels en verder in het buitengebied heiderestanten, vennen, dobben, beboste stuifduinen en andere boselementen;
  • veel heggen en smalle houtranden nabij Foxwolde en Leutingewolde;
  • veel verspreide bebouwing ten noorden van Roden;
  • licht golvend terrein, vooral bestaand uit veldpodzolen;
  • verspreide vennen en heide (deels in verval), houtwallen;
  • heischrale bermen;
  • in de wegbermen in het algemeen bekende akkeronkruiden en in mindere mate op de essen;
  • gevarieerde broedvogelbevolking;
  • variatie in zoogdieren waarvoor bossen, houtwallen en heiderestanten van groot belang zijn;
  • amfibieën en insecten bij vennen en heide, loopkevers bij hakhout en zandwegen;
  • karakteristiek Drentse landschap met radiaalsgewijze wegenstructuur en weinig bebouwing;
  • essen zijn open en grotendeels vrij van bebouwing;
  • essen zijn deels nog als bouwland in gebruik;
  • weinig bebouwing;
  • agrarische bebouwing voornamelijk in of nabij de dorpen;
  • verschillende oude, archeologisch van belang zijnde terreinen;
  • de essen worden potentieel van archeologisch belang geacht;
  • bebouwing voornamelijk in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aan- en bijgebouwen;
  • overwegend van nature vochtige, matig voedselarme bodemtypen;
  • beekdalen goed herkenbaar als gevolg van plotseling hoogteverschil in het terrein (reliëf);
  • belangrijke gradiënten (reliëf, bodem, water) in dwars- en lengterichting;
  • grootschalige kwelgebieden met verschillen en overgangen in watersoorten;
  • kwel afkomstig van alle hoger gelegen gronden rond de beekdalen;
  • grote variatie in fauna: watervogels, ganzen, steltlopers, roofvogels, weidevogels, veel zoogdieren, amfibieën;
  • sloten, poelen en oeverstroken zijn soortenrijk;
  • open graslandgebied;
  • plaatselijk nog meanderende beekloop van de Slokkert;
  • midden- en bovenloop van het Peizerdiep: deels open grasland, deels op hogere flanken dwars op de stromingsrichting geplaatste houtwallen met soms dwarswallen;
  • vooral langs de midden- en bovenloop van het Peizerdiep nog grote delen van de houtwal, die de beekdalrand markeert en begrenst, intact;
  • zeer weinig bebouwing;
  • verschillende oude, van archeologisch belang zijnde bewoningsplaatsen;

Natuur

  • bossen natuurkundig en cultuurhistorisch waardevol;
  • bossen van belang voor dagrecreatie;
  • fraai padennetwerk in het Tonckensbosch en ten oosten van het Oostervoortsche Diep;
  • veenrestanten en vennetjes;
  • goed ontwikkelde ecosystemen;
  • zeer diverse houtwallen die ook in natuurwetenschappelijke zin van belang zijn;
  • grote variatie in fauna: watervogels, ganzen, steltlopers, roofvogels, weidevogels, veel zoogdieren, amfibieën;
  • sloten, poelen en oeverstroken zijn soortenrijk;
  • open graslandgebied;
  • zeer weinig bebouwing;
  • verschillende oude, van archeologisch belang zijnde bewoningsplaatsen;
  • bebouwing voornamelijk in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aan- en bijgebouwen;
  • aardkundige waarden in de gebieden Sandebuur (oerbos Roderwolde), Kleibosch, Lieversche Diep, Norgerholt en Esmeer.

Waarde - Natuur 1

  • hoogveengebied met deels 'levend hoogveen';
  • openheid;
  • zeer grote floristische en vegetatiekundige waarden;
  • van grote betekenis voor broedvogels en reptielen;
  • verschillende veenputten met herstellende hoogveenvegetatie;
  • boekweitbrandcultuur herkenbaar aan rechthoekige veldjes omringd door greppeltjes;
  • sporen verveningsactiviteiten zichtbaar.

Waarde - Natuur 2

  • licht golvend terrein, vooral bestaande uit lemig dekzand en dekzand op leem;
  • grondwatergevoede vennen;
  • botanisch rijk bos;
  • gevarieerde broedvogelbevolking (vogels van besloten gebied);
  • variatie in zoogdieren waarvoor het Norgerholt van groot belang is;
  • amfibieën en insecten bij vennen;
  • weinig tot geen bebouwing;
  • klinkerweg.

Waarde - Natuur 3

  • vrij steile overgang van potkleigebied naar veenweidegebied; verder vlak gebied, geen of geen noemenswaardig reliëf;
  • overgang van bodemsoorten: zand, veen op zand, klei op veen en klei; deze overgangen vormen gradiënten (variatie in voedselrijkdom) die voor de natuurontwikkeling van belang zijn;
  • hoge grondwaterstanden, hoge slootpeilen en kwelzones; gebied wordt bemalen waardoor de slootpeilen vrij gemakkelijk zijn te handhaven;
  • kwel afkomstig van de rand van het potkleigebied (freatisch grondwater) en van de hoger gelegen gronden in de oude en jonge veldontginningen (diepe grondwater) ten zuidwesten van halfnatuurlijke graslanden (vroeger blauwgraslanden op grote schaal), slootvegetaties, elzenbroekbosjes en moerasvegetaties ten noorden van de Onlandse dijk en noordoostelijk deel Polder Matsloot;
  • sloten en slootkanten hebben vaak een vrij hoge natuurwaarde;
  • pleisterplaats van internationaal van belang zijnde vogels (onder meer wintergasten als ganzensoorten en goudplevieren), zeer hoge dichtheden weidevogels, veel soorten watervogels, recent nog leefgebied van de otter.
  • open graslandgebied vrijwel zonder bebouwing en vrijwel geen opgaande beplanting; de beplanting vrijwel hoofdzakelijk als opgaande bermbeplanting langs wegen en hier en daar een klein broekboscomplex;
  • opstrekkende verkaveling met dicht slotenpatroon, waaraan de ontginningsgeschiedenis nog goed is af te lezen;
  • rust, als gevolg van weinig verkeer en weinig economische activiteiten;
  • archeologisch van belang zijnde veenterpen en verschillende heemplaatsen uit de late middeleeuwen in het oostelijk deel langs het beekdal van het Peizerdiep en langs de Matsloot.

Waarde - Natuur 4

  • landschappelijk waardevol boscomplex;
  • gelegen op overgang van voedselarm naar voedselrijk milieu;
  • als gevolg van deze ligging verschillende milieutypen binnen het boscomplex;
  • reliëf;
  • botanisch en ornithologisch waardevol.

Waarde - Beekdal

  • plaatselijk nog meanderend beekbeloop;
  • open graslandgebied;
  • midden- en bovenloop: deels open graslandgebied, deels op de hogere flanken dwars op de stromingsrichting geplaatste houtwallen met soms dwarswallen;
  • vooral langs de midden- en bovenloop nog grote delen intact van de houtwal die de beekdalrand markeert en begrenst;
  • zeer weinig bebouwing;
  • bebouwing in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aanbouwen en bijgebouwen.

Waarde - Landschap

  • landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de essen.

Open agrarisch gebied

  • herstel en ontwikkeling van de openheid.

Deelgebiedoverschrijdend beleid

Er zijn natuurlijk geen strikte scheidingen tussen de verschillende deelgebieden. Naast het beleid voor de afzonderlijke deelgebieden is er daarom ook een overkoepelend beleid dat geldt voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan. Dit beleid heeft bijvoorbeeld betrekking op de ecologische verbindingszone.

Ecologische verbindingszones

Uit kaart 4 van de Omgevingsvisie blijkt dat voor een aantal gebieden wordt gestreefd naar de ontwikkeling van ecologische verbindingszones (zie kaart 4.4). Het beleid is erop gericht onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van deze ecologische verbindingszone. Basisvoorwaarde van de gemeente is dat de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone alleen mogelijk is bij vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.