direct naar inhoud van 3.2 Landschap
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

3.2 Landschap

De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De ambitie van de provincie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Op de kernkwaliteitkaart landschap (zie kaart 3.2) heeft de provincie aangegeven welke landschappen en onderdelen daarvan van provinciaal belang zijn.

Binnen het plangebied zijn de volgende landschappelijke eenheden te onderscheiden:

  • Esdorpenlandschap;
  • Laagveenontginningslandschap;
  • Veenkoloniën.

Esdorpenlandschap

Het grootste deel van de gemeente behoort tot dit landschapstype.

Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Rond de dorpen liggen de verschillende landschapsonderdelen die vanouds in het landbouwsysteem elk hun eigen functie hadden. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd, deze lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. Direct aan de rand van het dorp lagen de goorns (oude veldontginningen), een kleinschalig verkaveld gebied met hagen en singels waar groenten voor menselijke consumptie werd verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelde zich door de eeuwen heen de essen omzoomd door bosjes, de strubben, of soms een ringwal. In het lager gelegen beekdal lagen de graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig besloten karakter gekregen. Door ontginning en bebossing tot ver in onze eeuw zijn de meeste van deze heidevelden verdwenen.

Tussen de essen vinden we in Noordenveld uitgestrekte (restanten van) beekdalstelsels, zoals het Peizerdiepsysteem (waarvan het Groote Diep en het Oostervoortsche Diep onderdeel uitmaken). Het beekdal en de beekdalvlakte zijn het Lieverse Diep, het Peizerdiep en de Steenbergerloop. Ontstaan (door geologische processen) als afwateringssystemen van de hoger gelegen gronden, vormen zij nu een samenhangende structuur over het gehele grondgebied van de gemeente.

Veenkoloniën

Ten westen van Roden vinden we nog een kleine veenontginning: Oost-Indië. Het is een restant van een groter hoogveenontginnings-gebied. Het hoogveenontginningsgebied van het Fochteloërveen betreft het gebied ten zuiden van de Kolonievaart dat niet overal systematisch voor het veen werd ontgonnen, maar waar turf werd gestoken. Een beperkt deel van het gebied is in gebruik geweest als landbouwgrond, waarop later bossen zijn geplant. Kenmerkend voor hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden, de grote weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Randveenontginning

De randveenontginningen vormen binnen Drenthe een bijzonder landschapstype. De randveenontginningen liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door ontginning van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen, langgerekte bebouwingslinten met daar dwars op een smalle onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Laagveenontginningslandschap

Het Laagveenontginningslandschap wordt aangetroffen in het uiterste noorden van de gemeente. Het betreft lager gelegen, veelal natte gronden, thans in gebruik als graslandgebied zonder veel bebouwing en beplanting. Het gebied is doorsneden met watergangen en sloten. Ten noorden en ten oosten van Roden zijn potkleigronden te vinden. De overgang van het laagveenontginningsgebied naar het Potkleigebied is gradiëntrijk. Eigenlijk komt hier het Drents Plateau, dat bestaat uit keileem, aan de oppervlakte. Kenmerkend zijn de ontginningsassen, de langgerekte lintdorpen, waarvan het karakter en de sfeer grotendeels wordt bepaald door bebouwing en wegbeplanting en de grote open weidegebieden met de smalle, langgerekte verkaveling en slotenpatroon haaks op de ontginningsas. Sommige delen hebben door de kavelgrensbeplanting een min of meer besloten karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02_0009.jpg"

Open gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02_0010.jpg"

Besloten gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02_0012.jpg"